X
GO

de Kneu

De kneu is een vinkensoort, die ook wel Vlasvink genoemd wordt. Hij leeft in (doornige)struiken.

 

Hoe herken ik de Kneu?

Met zijn 13.5 cm is de Kneu kleiner dan een huismus. Het mannetje heeft in het voorjaar een blauwgrijze kop, een rood voorhoofd en een opvallende helderrode borst. Het mannetje heeft normaal een grijze kop, een bruinachtige borst en een ongetekende onderkant. De vleugels en staart zijn zwart-wit met een lichte, gelige bruine vlek met witte strepen. De rug is effen, licht oranjebruin. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben een zwak gestreepte borst en kruin en hebben geen rood in het verenkleed. Ze vliegen vaak druk kwetterend in groepjes.

 

Waar leeft de kneu?

De kneu broedt in dichte struiken in allerlei halfopen landschappen. Ze geven de voorkeur aan de duinen en akkerbouwgebieden met hagen. Maar ze zijn ook te vinden op plekken met jonge aanplant, oude struikheide met opslag en soms in stedelijke bebouwing. Ze zijn niet erg territoriaal en soms vind je meerdere nesten in een struik. Vanuit de de liefste doornige struiken ondernemen kneuen in kleine groepjes voedsel vluchten van soms drie kilometer naar plekken met een rijk aanbod aan zaden. Vanaf juli vormen zich groepen op voedselrijke plekken. 

 

Wat eet de kneu?

De kneu is een echte zaadeter en verblijft het liefst op plaatsen met veel kruiden en grassen. Maar ook cultuurgewassen zoals vlas, koolzaad, mosterdzaad en lijnzaad eten ze graag. Vroeg in de lente zijn vogelmuur, veld kevers, vroegelingen en varkensgras belangrijke voedselbronnen, later ook paardenbloemen, brandnetels, distels en kaardenbol. Ook de jongen in het nest eten uitsluitend zaden.

 

Blijft de keu hier of gaat hij weg in de winter?

Kneuen die broeden in Nederland trekken via Zuidwest-Frankrijk weg naar Spanje en Marokko. Ook zien we hier doortrekkers vanuit Engeland, Duitsland en Noord-Europa. Er zijn overwinteraars op plekken met voedsel in het agrarisch gebied. Na het broedseizoen vanaf half september begint de najaarstrek tot eind oktober met een piek rond half oktober. De voorjaarstrek begint ongeveer half maart en loopt tot begin mei, met een piek rond half april. de trekt is meestal overdag met tussenstops in grote groepen langs kusten en rivierdalen.